Bel mij

De anatomie van de heup

De anatomie van de heupHet heupgewricht vormt de verbinding tussen het bekken en het bovenbeen en bestaat uit de kop van het dijbeen en de heupkom (‘acetabulum’), welke onderdeel is van het bekken. Het heupgewricht vormt op deze manier een kogelgewricht en maakt het bovenbeen zodoende goed bewegelijk in alle richtingen. Verder bestaat het bekken uit de zitbeenderen; het heiligbeen (os sacrum), het staartbeen (os coccygis) en het schaambeen. Het bekken verbindt de wervelkolom met de benen.

Het bekken is essentieel in de houding en de bewegingen van de benen en de romp. Ook beschermt het bekken de organen in de bekkenholte zoals de darmen, de blaas, de baarmoeder, eileiders, eierstokken en bij de man de prostaat. Bij vrouwen is het bekken breder en bewegelijker dan bij de man, om zo de geboorte van een kind mogelijk te maken.

Tijdens de ontwikkeling van een kind vormt de heupkom zich gedurende de kinderjaren in het bekken. Ook de heupkop verandert tijdens deze ontwikkeling van grootte, vorm en stand. Het heupgewricht vormt zich in het bekken ter plekke van de liesregio.

Als tijdens de groei er een beschadiging optreed van de vele groeischrijven kan dit tot specifiek groeistoornissen van het heupgewricht leiden. Als de heupkom niet diep genoeg is kan de heupkop niet goed in de kom passen. Hierdoor groeit de kom niet goed mee. We spreken dan van heupdysplasie.

Zoals elk gewricht in het menselijk lichaam zijn de heupkop en heupkom bedekt met een laag kraakbeen. Samen met het gewrichtsvocht zorgt dit ervoor dat het heupgewricht met weinig wrijving kan bewegen en vangt het de schokken op tijdens het lopen. Daarnaast bestaat het heupgewricht uit een ring van bindweefsel rondom de heupkom (‘het labrum’) wat zorgt voor een betere drukverdeling en stabiliteit van de heupkop in de kom.

Daarnaast zit er rondom het heupgewricht een stevig gewrichtskapsel wat er mede voor zorgt dat de heupkop in de kom blijft en wat via het slijmvlies het gewrichtsvocht produceert.

Rondom het heupgewricht bevinden zich allerlei spieren, pezen, gewrichtsbanden en slijmbeurzen. De spieren zorgen voor de bewegingen en dragen bij aan de stabiliteit van het gewricht. De belangrijkste spiergroepen van de heup zijn:

  1. De extensoren = bovenbeenstrekkers; vooral de gluteus maximus (grote bilspier)
  2. De abductoren = stabilisatie van het bekken en zwaaien het been naar buiten toe; vooral gluteus medius (middelste bilspier)
  3. De exorotatoren = draaien het bovenbeen naar buiten; piriformis en obturatoriusspieren

Daarnaast zitten er rondom het heupgewricht veel bloedvaten en zenuwen die naar de rest van het been toe lopen.

De slijmbeurzen rondom het heupgewricht zorgen ervoor dat de spieren gemakkelijk over de uitstekende botdelen kunnen glijden. Ze beschermen als het ware de spieren voor de harde botstukken zodat de spieren niet beschadigen door wrijving bij het bewegen. De belangrijkste slijmbeurs ter hoogte van het heupgewricht is de slijmbeurs tussen de grote bilspier en de buitenzijde van het dijbeen. Soms raken deze slijmbeurzen geïrriteerd door het vaak doen van dezelfde bewegingen of vanwege het stoten, maar vaak is de reden onduidelijk. Deze geïrriteerde slijmbeurs kan pijnklachten veroorzaken. Een ander belangrijke structuur rondom de heup is de grote peesplaat aan de buitenzijde van het bovenbeen (tractus iliotibialis). Deze loopt vanaf de bekkenkam langs het heupbot (trochanter major) naar de knie.