Bel mij

Diagnostiek bij schouderklachten

Problemen van het schoudergewricht kunnen pijnklachten geven rondom de schouder, maar kunnen soms ook uitstralen naar de bovenarm, de hand of de nek. Dit komt doordat de botten die het schoudergewricht vormen (het schouderblad en de bovenarm) als geheel pijn kunnen doen bij schouderklachten. Bovendien doen bij schouderklachten vaak de spieren van de schouder mee. Deze hechten verderop rond de nek, de rug of op de bovenarm.

Er zijn verschillende onderzoeken die de orthopedisch chirurg helpen bij het vinden van de oorzaak van de schouderklachten. Mede op basis van deze onderzoeken wordt uiteindelijk de diagnose gesteld. De arts zal dan samen met u de behandeling vormgeven.

Röntgenfoto

Rontgenfoto schouderBij klachten in de schouderregio kan een röntgenfoto gemaakt worden om het schoudergewricht af te beelden. Op deze röntgenfoto zijn de botstructuren zichtbaar van de bovenarm, het schouderblad en het sleutelbeen. Kraakbeen, de spieren en bindweefselstructuren zijn niet zichtbaar op deze röntgenfoto.

Bij slijtage van het schoudergewricht zal de schouderkom van vorm veranderd zijn door cystes (donkere holtes), sclerose (wittere lijnen) en/of extra botvorming (osteofyten). De afstand tussen de kop en de kom kunnen zijn afgenomen. Ook kan de kop van de bovenarm een andere stand hebben gekregen. Hoogstand van de kop komt voor bij slijtage aan de rotator cuff. Bij een schouderluxatie is op de röntgenfoto duidelijk zichtbaar dat de kop niet meer in de schouderkom gelegen is. Een gezond gewricht wordt gekenmerkt door een gladde symmetrisch gevormde gewrichtsspleet zonder hoogstand.

Hiernaast kan op een röntgenfoto het acromioclaviculaire gewricht (sleutelbeen-schouderblad-gewricht) duidelijk worden afgebeeld. In het geval van slijtage van het AC-gewricht is dit duidelijk zichtbaar.

Als de röntgenfoto geen verklarend antwoord geeft voor de klachten van de schouder dan kan verdere diagnostiek nodig zijn. Er kan bijvoorbeeld een echografie gemaakt worden, een CT of MRI-scan of een botscan.

Echografie

Met een echografie wordt door middel van weerkaatsing van geluidsgolven een beeld gevormd van de structuren die op een röntgenfoto niet zichtbaar zijn. Op deze manier kunnen het zachte weefsel, de weke delen zoals spieren, pezen, vocht en slijmbeurzen worden afgebeeld en kunnen afwijkingen hierin worden ontdekt. Omdat schouderklachten vaak ten gevolge zijn van schade aan deze structuren is echografie het meest toegepaste onderzoek.

CT-scan

Met een CT-scan (computertomografie) kunnen afbeeldingen gemaakt worden van doorsneden van het lichaam. Deze doorsneden zijn als het ware plakjes van het lichaam waardoor er een driedimensionaal beeld gevormd kan worden. Door de beeldvorming van een CT-scan kunnen de botstructuren en de gewrichten uitstekend gezien worden. Een CT-scan van het schoudergewricht wordt voornamelijk gemaakt om een breuk van een van de botten in kaart te brengen of om de verhouding tussen de botstructuren te observeren. Soms is het nodig om met contrastvloeistof het gewricht beter af te beelden, hiermee worden de pezen van de rotator cuff, het kapsel en het kraakbeen afgebeeld. Bovendien wordt een CT-scan gebruikt om een voor iedere patiënt specifieke print /mal te maken van de versleten schouder voorafgaand aan het plaatsen van een schouderprothese.

MRI-scan

Een MRI-scan (magnetic resonance imaging) maakt daarentegen gebruik van de magnetische velden van de verschillende weefsels. Hierdoor is bloed, vet en ander weefsel goed te onderscheiden. Door middel van een MRI-scan kan het schoudergewricht goed worden afgebeeld. De pezen van de rotator cuff, het labrum, het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden zijn hiermee goed af te beelden. Bovendien kan het kraakbeen duidelijk zichtbaar worden, evenals de aanwezigheid van vocht in het gewricht of in het bot (botoedeem). Afwijkingen in deze structuren zijn dan ook vaak goed op te sporen aan de hand van een MRI-scan.

Botscan

Een botscan (skeletscintigrafie) toont hogere activiteit van het skelet door afbraak en/of opbouw. Zogenaamde ‘hotspots’ in het botweefsel worden zo aangetoond. Deze ‘hotspots’ kunnen bijvoorbeeld wijzen op een ontstekingsreactie, infectie of juist een genezingsproces na een breuk.